Een beeld in het dorp
‘Wat moet dat worden?’, zei Peter en keek zijn vriend Andries met een verbaasde blik aan.
“Wat moet het worden? Zie je dat dan niet?”
‘Nou nee, niet echt.’
“Dit is kunst, jongen.”
‘Dat geloof ik graag, maar ik zie niet wat het voorstelt.’
“Zielig jongen, je bent niet in staat om iets expressiefs te herkennen”, reageerde Andries verontwaardigd.
Peter barstte in lachen uit.
Het gesprek dat volgde ging over het creatieve vermogen van Andries die zijn nieuwe hobby uitoefende. Dit keer beeldhouwen. En, om maar meteen met het moeilijkste te beginnen, volgens Andries, beeldhouwde hij in abstracte vormen. Volgens Peter was het uiteindelijk het resultaat van ongecontroleerd gebeitel.
“Je durft je niet te laten gaan”, zei Andries, “fantasie is de vrije loop van een bevrijde geest. Als je dat mist, kom je niet verder dan het na-apen van bekende, eenvoudige dingen.”
‘Gezeur’, zei Peter, ‘als je naar de Nachtwacht van Rembrandt kijkt, zie je een perfecte afbeelding van een groep mensen en we noemen dat kunst met een hele grote K.’
“Mis, het groepje mensen is niet de kunst, maar de manier waarop het is geschilderd. Trouwens, ik schilder niet, ik beeldhouw.”
‘Neem dan van mijn part de Venus van Milo.’
“Oké, maar in de kunstwereld zijn er meerdere vormen van uitbeelding.”
‘Dat is waar’, gaf Peter toe, ‘maar het resultaat is een uitvloeisel van compositie, verhoudingen, enzovoort.’
“Je leert het nooit, in het wilde weg hakken geeft een bevrijdend gevoel”, zei Andries.
‘Dat kan, maar dan noem ik het therapie en geen kunst.’
Andries liep boos weg, maakte een wegwerpgebaar en bitste: “Barst!”
Een paar dagen later kwam Peter Andries weer tegen.
‘Hoe gaat het met je beeldhouwen?’, vroeg Peter voorzichtig.
“Slecht, het materiaal is moeilijk te krijgen en daardoor heel duur. Ik ben er mee gestopt. Ik werk nu met metalen.”
Peter: ‘Ik ben heel nieuwsgierig.’
Andries keek hem wantrouwend aan.
‘Kunnen we geen grap uithalen?’, vroeg Peter plots.
“Een grap, wat bedoel je?”
‘Stel, we maken een prachtig metalen beeld en plaatsen het ’s nachts op een plein. Met een mooi bordje met de titel en onze voornamen er op. En dan kijken hoe de mensen reageren.’
Even was het stil maar toen riep Andries enthousiast: “Een pracht idee, schitterend, te gek gaaf, we beginnen meteen.”
Snel liepen ze naar het erf van Andries’ huis. Het was er een puinhoop. Overal lagen koperen pijpen, stukken ijzer, lege blikken, grote moeren en spijkers.
“Wat zullen we maken?”, vroeg Andries.
‘We moeten uitgaan van een idee’, antwoordde Peter.
“Ja?”, zei Andries aarzelend.
‘Toekomst!’, stelde Peter voor.
“Toekomst, toekomst, nee, meer toekomst-belofte”, zei Andries op ferme toon.
Peter: ‘Akkoord!’
Toen werd het weer stil.
“Wat zie jij als toekomstbelofte?”, vroeg Andries.
‘Ja, eh, geen oorlog meer, geen honger meer, iedereen een dak boven het hoofd en genoeg geld om van te leven.’
“Nou, zo ben je er wel hoor, meer valt er niet te bedenken.”
Peter: ‘Maar hoe beeld je dat nou uit?’
“Creatief denken jongen. Wat jij wilt is een harmonieuze wereld. Dat is jouw boodschap.”
‘Reik elkaar de hand en het morgenrood gloort’, zei Peter, gehoor gevend aan de politieke voorkeur van zijn ouders.
“Het Koninkrijk op Aarde is naderend”, voegde Andries toe, het doopsgezinde element veiligstellend.
Een schets van het kunstwerk werd gemaakt en de spullen bij elkaar gezocht. Het solderen ging moeilijk , maar oefening doet vele deuren opengaan.
Elke dag werd er een uur aan besteed. Huiswerk –de vloek van je vrije tijd- moest tenslotte ook nog gemaakt worden. Om nieuwsgierigheid van anderen te voorkomen, werd er in de schuur gewerkt. En alras naderde de voltooiing van het kunstwerk en op een gegeven moment was het zelfs klaar. Tevreden en met trots keken ze er naar. Het was goed, zelfs zeer goed, vond ook Peter. Toen kwam het schoonmaken, licht schuren, behandelen met afwasmiddel met veel citroenzuur, etc. Hierbij bleek dat een aantal stukken niet goed vastzat, wat weer werk opleverde. Maar op de gedenkwaardige zaterdag 23 oktober was het helemaal klaar.
Andries had in een mooi brok marmer gehaald bij de plaatselijke grafzerkenmaker en de titel van het kunstwerk plus hun voornamen er in gebeiteld. Heel chic.
Over de locatie waren ze het snel eens: het grasveld voor de kerk, midden in het dorpscentrum.
Er was nog één moeilijkheid. Hoe zet je zoiets neer, met dien verstande dat het niet meteen omlazerde. Dat was een goede vraag. De beste oplossing leek hun een brok beton, oftewel cement aanmaken, een paar stukken ijzer er door voor de stevigheid en tijdens het hard worden het beeld er in.
Peter: ‘Wat een gedoe.’
“Ik zie geen andere oplossing”, zei Andries.
‘Dat krijgen we nooit ongemerkt voor elkaar.’
“Weet je wat, we zetten het beeld in een bak cement, met een handkar gaat ie naar zijn plek, we graven een gat in de grond en hupsakee rechtop er in”, overtuigde Andries Peter in een helder ogenblik.
Zeer tevreden keken ze elkaar aan.
“Wanneer zullen we het plaatsen?”, vroeg Andries.
‘Volgende week vrijdagnacht’, antwoordde Peter, geen ruimte voor twijfel latend.
Zo gezegd, zo gedaan.
Op de zaterdag na de nachtelijk oprichting stonden ze om acht uur ’s morgens al in de buurt van hun beeld. Veel te vroeg natuurlijk. Maar tegen negenen zagen ze een paar mensen naderen. Aarzelend stopten ze bij het beeld.
‘Heb jij dat eerder gezien?’
“Nee, jij?”
‘Nee, zeker nieuw.’
“Vast uit die kunstenaarsregeling.”
‘Geen idee wat het voorstelt, wat lelijk.’
“Mijn zoontje kan het beter.”
Voorzichtig kwamen Andries en Peter dichterbij.
“Jé, zie je dat Peter, eindelijk kunst in het dorp”, riep Andries quasi verrast.
‘Ja, wat een kracht spreekt er uit, Andries’, riep Peter.
Om tien uur stond er al een hele menigte rondom het kunstwerk. Andries en Peter maar links en rechts zeggen dat ze van een ander gehoord hadden wat het betekende. De gewaarschuwde politie kwam wantrouwend polshoogte nemen. Er werd gebeld met de koster van de kerk, maar die wist van niets.
Die maandag erop stond er in de krant met grote letters ONBEKEND KUNSTWERK IN ONZE STAD met daaronder een bla-bla-artikel. Het artikel had tot gevolg dat de landelijke pers zich er mee begon te bemoeien. Andries en Peter besloten zich bekend te maken en dat hebben ze geweten. Pers, televisie, radio, iedereen wilde met hen praten. Andries en Peter moesten bekennen dat het nooit de opzet was geweest en dat het om een grap ging. De gemeente betitelde hun kunstwerk echter als kunst en de middenstand zag het als een toeristische trekpleister. De opdrachten begonnen bij de vrienden binnen te stromen.
Met het beeld in het dorp ging het goed tot de eerste nachtvorst in december. Het soldeersel kon niet tegen de kou en het beeld viel volledig uit elkaar. En dat was jammer.
Gerrit van den Nieuwendijk