Skip to content Skip to left sidebar Skip to right sidebar Skip to footer

Jessica’s Eetverhaal!

In aanloop naar ons meerdaagse theatrale en muzikale evenement ‘Zaandijk Aan Tafel!’ op 16/17 en 23/24 september publiceren we regelmatig als ‘voorproefje’ een Zaandijker eetverhaal. De verhalen vormen de basis en de inspiratie voor invulling en vormgeving van de voorstellingen voor het Huiskamerfestival en het Theater Muziek Festival.

Ervaren interviewers vroegen zo’n 100 Zaandijkers bij vele kopjes koffie en thee naar hun eetgewoontes, vroeger en nu. Het zijn herkenbare, ontroerende en grappige verhalen over hoe het vroeger ging en wat daarvan is meegenomen naar het heden. Welke rituelen van veraf naar Zaandijk werden gebracht en hoe van niets toch iets werd gemaakt. Hoe samenhorigheid maar ook eenzaamheid een plek aan de tafel had en heeft. En hoe belangrijk het is om ook aandacht te hebben voor het heden en de toekomst van ons voedsel.

Het eerste eetverhaal was een dubbelinterview aan tafel bij twee goede vriendinnen: Brenda Wiering en Fannie Fuijkschot.
We laten nu Jessica Roodhorst aan het woord over eet- en tafelgewoontes en haar -ervaringen door de jaren heen.

Ik vind vlees gewoon niet lekker meer.’

Het gesprek met Jessica -“Red van de Flat”- vindt plaats aan de eettafel van haar gezellig ingerichte appartementje in Rooswijk aan de John Lennonstraat, boven de winkel van Albert Heijn.

Jessica is bij velen bekend van de voetbalclub ‘Zaandijk’. Zij is daar beheerster van de kantine en de ‘Madre del Club’. Zij is in het weekend in de snackcorner te vinden, waar zij “de prethap” (patat en snacks) klaar maakt. Zij kent iedereen en iedereen kent haar. Ondanks haar fysieke beperkingen is Jessica een vrouw die positief in het leven staat en niet beperkt wenst te worden in haar doen en laten.

Jessica is geboren Amsterdamse. In 1958 ziet zij het  levenslicht in de Marco Polostraat in Amsterdam als dochter van Tine en Andries Roodhorst. Op tweejarige leeftijd scheiden haar ouders. Haar moeder hertrouwt met de Duitser Kurt Brüske. “Mijn stiefvader, manager bij Bruynzeel,  en ik konden elkaar niet zo goed hebben en zijn wil was wet”, vertelt Jessica. Het gesprek gaat snel over de feestelijke weekenden bij haar vader Andries “Mijn vader Dries woonde ‘drie-hoog-achter’’ in Amsterdam en was bepaald geen keukenprins. In het weekend aten we daarom s‘avonds bij de familie Pisuisse. Deze mensen waren als een opa en oma voor mij. De stamppot werd opgediend met in het midden een kuiltje jus, mèt mosterd. Het was gezellig aan tafel met aandacht voor mij en mijn verhalen en de radio op de achtergrond met sport of een hoorspel. Op tafel lag altijd een hagelwit en prachtig geborduurde tafelkleed.“

Thuis bij haar moeder en stiefvader doet de ‘Duitse Keuken’ zijn intrede. Jessica is sowieso een ‘slechte’ eter en het Duitse eten brengt daar zeker geen verbetering in. Bludwurst, Bradwurst, Oberlander brod, Klöse Bah en Reibekuche kunnen haar nog steeds doen grillen. “We aten niet altijd ‘Duits’ hoor. Meestal was het gelukkig gewoon traditioneel Hollands: aardappelen, groenten en vlees.

Woensdag was gehaktdag, vrijdags aten we vis en zaterdag was ‘brooddag’. Dan maakte mijn moeder, die overigens heerlijk kon (en kan) koken, heerlijke broodjes met van alles d’r op. Bijna elke avond ging ik als laatste van tafel. Mijn toetje –yoghurt met een verkruimeld beschuitje- bleef vaak na een paar happen onaangeroerd staan, de beschuit was helemaal zacht en papperig geworden. En ik moest daarna nog de afwas doen.“

Tussen haar 11e en 14e jaar woont Jessica in Brazilië, langs de Amazone. Haar stiefvader moet daar een fabriek van Bruynzeel op poten zetten. “We hadden daar, heel deftig, een dienstmeisje Elizabeth en een tuinman. Elizabeth kookte ook, want mijn moeder was in die periode ‘schooljuf’ voor ons. Op school werden we namelijk met de nek aangekeken door de Braziliaanse kinderen. Ik moest het vooral ontgelden vanwege mijn rode krullen. Mijn moeder vond het daarom beter om ons ‘thuisonderwijs’ te geven.“

Over de kookkunsten van Elizabeth kan Jessica zich niets herinneren. “Gek hè, maar ik kan me dat niet voor de geest halen, zelfs niet of het lekker was. Wat ik mij wel herinner is het slachten en plukken van kippen. En ook een dood leegbloedend varken, hangend aan een touw op zijn kop. De geur ruik ik nog. Dat was dan het vlees voor op de Churrasco (barbecue).”

Op 19-jarige leeftijd trouwt Jessica met Jan Ypenburg, vrachtwagen- en later touringcarchauffeur. Zij krijgen twee kinderen, dochter Mardou en zoon Yoran. Jessica werkt bij de ABN/AMRO Buitenland. “Mijn moeder was vergeten om mij kookles te geven, dus het koken was in het begin rampzalig. Zo braadde ik een bieflapje als biefstuk. Je begrijpt, dat het een beetje taai was. Soep uit een pakje was heel veel water en heel weinig inhoud. En ga zo maar door.
Bij ons thuis gingen er liters melk doorheen. Jan moest namelijk altijd melk bij het ochtend-, middag- en avondeten. Iets waar ik raar van op keek en niet gewend was. Gelukkig kreeg ik het koken steeds meer onder de knie en kon ik na verloop van tijd een smakelijke maaltijd op tafel zetten.  Het bleef wel voornamelijk Hollandse pot. Langzaamaan werd het wat meer ‘buitenlands’. Mijn nasi goreng was (en is) echt Indisch en Top!, al zeg ik het zelf. Tijdens het eten was er geen tv of radio op de achtergrond, want ik vond het belangrijk om de (school)verhalen van de kinderen te horen en te bespreken. Jan en Mardou waren lekkere eters, maar bij Yoran was het zoals bij mij: langzaam en met lange tanden. Ik dacht er toen goed aan te doen om er met harde hand en streng op te reageren. Ik heb er nog steeds giga spijt van. Stom!”

Voor de feestdagen probeert Jessica altijd wat feestelijks en aparts op tafel te zetten. “Wekenlang was ik bezig om een ‘gangen-menu’ uit te zoeken en samen te stellen. Als Jan en de kinderen lang en breed en ongeduldig aan tafel zaten stond ik nog zwetend in de keuken. Organisatorisch bleek het vaak een te moeilijke kookopgave. Het leek in de verste verten niet op de foto uit het kookboek: vlees niet gaar of te gaar, groenten een prutje en koud geworden. De vlaflip als toetje lukte me gelukkig wel. En dan stond er natuurlijk ook nog een afwas op me te wachten”, zegt Jessica met een diepe zucht.

Zij is na een aantal relaties -“ze waardeerden stuk voor stuk mijn kookkunsten”- sinds een aantal jaren alleengaand. “Ik begin mijn dag met een aantal bakken koffie en ‘brunch’ zo rond 11-12 uur met maïsbrood of waldkorn. ’s Avonds kook ik nog steeds voor mezelf: veel verse groente met  nauwelijks aardappelen en vlees. Ik ben geen vegetariër, maar vind vlees gewoon niet lekker meer. Eens per maand eet ik iets met kip of vis. Mijn zelfgemaakte vispizza is lekkerder dan die van dokter O., vind ik. Ik heb vier heerlijke kleinkinderen die regelmatig komen logeren. Maar ik mis het sociale aspect aan tafel wel en ga daarom graag met vrienden en vriendinnen uit eten”, besluit Jessica ons gesprek.