Skip to content Skip to left sidebar Skip to footer

Ongepaste humor

Ik ben sinds kort onaangepast en ik kan je wel toevertrouwen dat het moeite heeft gekost, die stap. Ieder mens gaat wel eens de strijd aan om los te breken uit het knellende keurslijf van de maatschappij, maar velen –zeer velen als ik om mij heen kijk- falen. Of ik er voorgoed door heen ben? Dat weet je nooit. Ik ben zogezegd een ex-verslaafde, dus de kans blijft aanwezig dat ik weer terugval in mijn vroegere aangepastheid.

Het vervelende en trieste is dat er geen ondersteuningspunten zijn om je te helpen. Vertelefoneer je voor pakweg € 2000 per maand aan een 06-nummer? Een behandelingsteam wordt zo opgestart. Heb je twee trekkende benen? KRO/NCRV gooit er voor tonnen tegenaan. Wil je zonder hoofd, kwijtgeraakt bij het kijken naar een vriendschappelijke voetbalwedstrijd, een bal in een netje koppen dat op 2,25 meter hoogte is opgehangen?  SBS of familieomroep RTL (met z’n allen patat etend voor de buis) houden wel een nationale actie om het koppen zonder hoofd in de provincie te realiseren.

Ik sta er in mijn eentje voor. Vrienden en vriendinnen ben ik kwijtgeraakt. Laatst hoorde ik dat ik een aso ben. Daar ben ik twee dagen danig kwaad over geweest. Zij rijden, om maar een voorbeeld te noemen, dagelijks met hun luie kont in hun auto. De mijne heb ik –dagwaarde € 8.500- naar de sloop gebracht en heb ter plekke staan controleren dat ie samengeperst werd. De slopers, rondborstige typen met snor en ongeschoren kin, deden het met tranen in de ogen, als verslaafden die hun laatste shot in rook zien opgaan. Het werd trouwens nog een heel vervelend akkefietje met de bank. Zij hadden mij die € 8.500 geleend. Typisch een geval van calvinisme om te zeuren over die paar centen, terwijl ik een daad stelde tegen de alsmaar oprukkende milieuvervuiling. Niet dat ik niet onderken dat mijn auto eigenlijk van hun was en dat ik nooit in staat zou zijn om dat bedrag terug te betalen, maar, gezien in het licht van een daad stellen, toch kinderachtig gezeur van die lui.

Ik ben geschrapt uit het kerkregister van mijn gemeente. Dat is mij overkomen. Elke stamelaar die de woorden ‘Ik geloof’ tracht uit te spreken, wordt – voordat hij de woorden überhaupt heeft kunnen uitspreken- al onder uitbundig opspattend wijwater gedoopt. En ik, die ferm durft te stellen dat ik geloof, wordt er uit gegooid. En de reden? Bij God dat ik het weet. Ik vermoed, maar ik heb dat niet bevestigd gekregen, doordat ik de avond voor kerst de kerkdeuren had geopend voor de daklozen, die met bosjes in onze stad rondlopen. Een heerlijke avond en nacht hebben die mensen in onze kerk gehad. Als je die blijde gezichten had gezien, dan zeur je toch niet over wat rommel en onbeduidende dingetjes die zijn stuk geraakt? In de stal van Jezus kon toch ook jan en alleman binnenlopen.

Ik hoop niet dat ik gekweld overkom, want dat is een onjuiste voorstelling van zaken. Sinds mijn onaangepastheid bezie ik de wereld namelijk met een blijde lach. Ik lach bijna constant. Niet altijd uit vrolijkheid, geef ik meteen toe. Lachen doe ik soms ook uit tactiek. Zo las ik eens in een krant dat de heer Rutte, je weet wel die man van die obscure partij, de burgers opriep om meer verantwoordelijkheid op zich te nemen en niet eerst naar de overheid te kijken. Ik nam mij voor om zijn raad op te volgen en hem een persoonlijk succesje te gunnen. Vol goede moed begon ik de straatstenen uit de straat te halen, in de stellige overtuiging dat minder verkeer minder vervuiling, stress, gevaarlijke situaties en zelfs minder doden zou veroorzaken. Gevolg: ik werd door twee forse politieagenten meegenomen.
Op het politiebureau probeerde ik mijn daad aanvankelijk nog wel uit te leggen, waarbij ik verwees naar de uitspraken van de heer Rutte. En dat ik ook verwachtte dat de politie me zou helpen in plaats van hinderen. Maar ik kreeg al snel door dat ze niet wilden luisteren. Dus lachte ik maar. Niet spottend hoor, dat levert klappen op. Nee, een iets onbeholpen lach. Die breekt het ijs meteen. Ze worden rustiger, bieden je koffie aan en gaan wat langzamer praten. Dus als jij in zo’n situatie komt: wat onbeholpen lachen.

Ik hou van de natuur. Ik kan uren door het park lopen. Maar liefde kan niet van één kant komen, dus ben ik zelfbenoemd beschermheer van het park. Onbezoldigd natuurlijk. Vriendschap moet niet op geld zijn gebaseerd. Ik hou het schoon en let er op dat er geen struiken worden vernield. Ik heb er een dagtaak aan. Wat er voor rommel wordt neergegooid, je houdt het niet voor mogelijk. De ijscoman heb ik de toegang tot het park ontzegd. Een potentiële bron van verrommeling, zo’n ijscokar. Maar luisteren, ho maar. Hij bleef maar komen. Kijk, ik dreig niet en ben wars van geweld. Dus als hij met die kar weer ergens in het park stond en er kwamen klanten, dan ging ik openlijk naast de kar staan te wateren. Het werkte perfect, geen klanten meer. Maar ik werd wel meegenomen door twee mensen in witte jassen.

En nu zit ik hier in een glazen gebouw en krijg elke dag injecties toegediend in mijn bovenarm. Door een oudere vrouw met permanent in d’r haar en een ontevreden trek om haar mond. Om haar op te monteren, een lach op haar gezicht te toveren, zei ik op een keer dat het daar de omgekeerde wereld was. Zij in plaats van ik met die spuit in de aanslag. Ik heb drie dagen met een stijve arm gelopen. Ze heeft geen gevoel voor humor.

Gerrit van den Nieuwendijk