Het zekere voor het onzekere
‘Een dubbeltje op z’n kant’, dacht hij, toen hij zijn cijfer voor Nederlands kreeg. Een zeventje. Hij had zwaar gegokt op zijn aanpak van leren. Hij had drie hoofdstukken moeten doorwerken, maar dat was veel te veel. Hij had dus steeds elke zevende regel gelezen en na het lezen het boek onder zijn hoofdkussen gelegd, tezamen met een melktandje uit zijn kleutertijd. Wie niet waagt die niet wint. Even had hij nog gedacht aan een hoefijzer boven zijn slaapkamerdeur, maar dat ging toch te ver. Wel had hij aan zijn moeder gevraagd om van 9.15 tot 10.00 uur die ochtend te duimen, liefst nog met schietgebedjes vooraf.
Hij geloofde in geluk. Niet op emotionele gronden. Statistisch gezien is geluk een factor in een eindresultaat. Weliswaar niet zo’n grote factor, maar daar had hij wat op gevonden. Geluk moet je niet eng gebruiken. Geluk moet je helpen. Zo had hij al een boeket klavertjes vier verzameld en plakte dat in zijn leerboeken. Want sommige zaken, dingen, symbolen en uitspraken hebben een inhoud, die geluk afdwingt. Onzin? Kom nou.
Vorige keer repetitie Frans. Voordat hij de deur uitging had hij een schoteltje stuk laten vallen, want scherven brengen geluk. Een zeven in plaats van een drie. Steevast als hij uitging liet hij een kopje suiker vallen. Suiker brengt vreugde. Hij was ondertussen een graag geziene gast.
Hij kon al met gemak acht vingers kruisen. Twee bij twee linkerhand en twee bij twee rechterhand. Gebruikte hij bij mondelinge overhoringen, want ja, schrijven is dan te lastig.
Geluk dwingen is een bezig bestaan. Want geluk staat tegenover ongeluk. En de ongelukssymbolen zijn talrijker dan de gelukssymbolen. Voor je het wist had je een ‘off-day’ afgeroepen. Nu wapende hij zich er tegen als hij de stad in ging. Een zilveren kruis om zijn nek, een konijnenstaart in zijn linker sok, een rijnkiezelsteentje van twee bij vier gladgeslepen in zijn kontzak, een amulet met getal 7 linksonder op zijn borst en een geluksdubbeltje in zijn portemonnee. Als hij nog een bruidspaar tegenkwam, waarvan zij in het wit, kon de dag niet meer stuk.
Loterijbriefjes of bingoloten moesten het cijfer 7 en liefst een veelvoud daarvan bezitten en geen cijfercombinaties die 13 zouden kunnen vormen. Dat leverde weinig op. Hij was nog nooit een lotnummer tegengekomen dat niet op een combinatie van 13 uitkwam, na berekeningen. Maar hij bleef hopen en gezien de (weinige) hoofdprijzen waren die gelukscombinaties wel degelijk mogelijk.
Zwarte katten, rouwstoeten op straat en ongelukken bestreed hij ook met suiker en een schietgebed. Niet teveel suiker, want het geld groeide niet op zijn rug en twee korrels waren al meervoud.
Een berentand en een plukje schaamhaar van een maagd miste hij node. Volgens de almanakken van de gelukssymbolen zijn die twee attributen onmisbaar. Ze vormen een hechte basis voor een gelukkig leven. Maar hoe kwam je daar aan? Afijn, een gek kan meer vragen dan weten. Maar hij bleef er op gespitst. Voorlopig maakte hij zich geen zorgen over resultaten op school en maatschappelijke aangepastheid…
Gerrit van den Nieuwendijk