Zaandijk Woont! Lagedijk 222
Door: Gerrit van den Nieuwendijk
Als je vanaf de Parklaan de Berkenweg inslaat, langs het Berkenbosje, het bruggetje overgaat, de Berkenweg volgt met aan je rechterhand de Nieuwe Vaart, loop je door naar het Ezelspad met aan je rechterhand De Domineestuin. Bij de brug aangekomen ga je rechtsaf en dan ben je op het Hazepad, je loopt door, gaat over het bruggetje en je ziet aan je rechterhand een parkeerplaats. Op deze plek stonden in vroeger tijden woningen en in een van die huizen woonde ooit de hoofdpersoon van deze Zaandijk Woont!: Terry Hendriks.
Aan het eind van het Hazepad kom je op de Lagedijk en je ziet direct, gelegen naast de Zaandijker Sluis, het historische houten pand waarop te lezen staat Café Billiard Vanouds Oost-Indië. Terry is eigenaar en uitbater van het Café en bewoner van de achtergelegen woning aan de Zaan.
Terry, vertel eens over de tijd dat je op het Hazepad woonde.
“Dat is een lange tijd geleden, hou op man, maar we woonden er heerlijk. Er was een bakkerij, een smederij, van wie weet ik niet meer en de buurt was een eldorado voor kinderen. Je had Houthandel Donker met de boomstammen in de Nieuwe Vaart. Altijd een uitdaging! De bruggen waren schuifbruggen op rails om de balken te kunnen verplaatsen. Er was van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat reuring.
Ook had je in de buurt de Domineestuin met de legendarische bewoonster Lien Kosse en haar kostgangers. Met haar was er altijd wat te beleven.
Van het Hazepad verhuisden we naar de Guisweg, naast Koelkeukens. Daar had ik de ruimte om te doen wat ik het liefst deed: voetballen! Ik trainde dag en nacht met de bal op straat.
In die tijd barstte Zaandijk van de winkels, zeker op de Guisweg, altijd mensen op straat, iedereen kende elkaar. Helaas is er qua winkelstand niet veel meer van over.”
Je hebt het over voetballen, de glorietijd van je leven. Vertel…
“Ik begon natuurlijk, net als alle kinderen uit het dorp, bij ZVV Zaandijk. Mijn eerste betaald voetbalclub was Go Ahead Eagles in Deventer en ik debuteerde daar op mijn zestiende. Je bent gek op voetballen en krijgt er nog voor betaald ook, te gek. Na Go Ahead werd het Vitesse en vervolgens Haarlem, waarmee ik Europees voetbal speelde, ongelooflijk. Daarna Heerenveen, Telstar en tenslotte De Graafschap. Toen was het lijf wel zo’n beetje op. Gouden tijden, maar op gegeven moment ben je het ook wel zat. Het verdiende uitstekend. Niet de bedragen van nu hoor, maar toch. Moet wel zeggen, met bakken erin en er net zoveel uit. Je bent jong en je wilt wat, snap je.
Mijn dochter Jet heeft het sportieve talent van mij. Ze korfbalt, is Nederlands kampioen, Europees kampioen en Wereldkampioen. Dat heb ik niet bereikt. Dat ze ‘dat van mij heeft’ schrap je maar, want als ze dit leest heb ik wat uit te leggen. Trouwens al mijn kinderen zijn heel sportief en goed bezig.”
Viel je na je voetballoopbaan niet in een zwart gat?
“Nee, sterker nog, ik had een geweldige tijd. Ik ging op de markt staan met cosmetica en Spaanse sloffen. Die sloffen waren niet aan te slepen, zo gewild. Echt genieten toen. Maar mijn droom was een eigen horecazaak. Na twee jaar op de markt te hebben gestaan hoorde ik dat de showboot in Zaandijk Noord kon worden overgenomen. Om niet, want het was een uitgewoond zooitje geworden. Samen met mijn vader heb ik de hele zaak verbouwd. Ik begon in de boot een discotheek en het liep storm, verbazingwekkend.
Mijn zinnen had ik al lang op Café Billiard Vanouds Oost-Indië gezet. Dat was echt een wens die ik al jaren en jaren had. De eigenaar had ik wel eens gevraagd, maar die zei dat ik geduld moest hebben. In ’94 belde de eigenaar mij of ik nog interesse had. Het lukte om het café over te nemen en ik voelde me, en voel me nog steeds, de koning te rijk.”
Toen werd je geveld…
“Ik was trainer bij ZVV Zaandijk en ik voelde me al een tijdje niet goed. Of er een tennisbal in mijn hoofd zat. Uiteindelijk kwam ik bij de neuroloog terecht. Hersenbloeding. Dat heeft op mij een impact gehad, niet te min. Je gezin gaat eraan, je bent bang voor je zaak, noem maar op. Maar uiteindelijk heb ik geluk gehad. De bloeding had plaatsgevonden op een plek waarbij uiteindelijk alleen je gezichtsvermogen minder zou worden. Maar zelfs dat is redelijk hersteld. Weliswaar met een brilletje, maar ik ben er nog en functioneer naar behoren.”
Je café is je leven, maar is ook onderdeel van de Zaandijker gemeenschap. Zijn er feesten die in je kop gegrift staan?
“Het hele leven is hier een en al hoogtepunt. Je gaat met dorpsgenoten mee door de geschiedenis. Maar er zijn zeker wel een paar feesten die me zijn bijgebleven.
Die ene keer was met jou, Gerrit. Je had een dichtersavond georganiseerd samen met JanKees en René: de Nacht van de Poëzie. Jullie hadden ook een band meegenomen: Blaffers and Begiona’s, een coverband van Guns and Roses van jouw zoon. En dan nog tien dichters. Dat wordt niks dacht ik nog, poëzie in Zaandijk. Het café stond barstensvol met Zaandijkers die de avond van hun leven hadden. Wat een gedichten, wat een heerlijke muziek. En lovende stukken in de krant.
Ook het jaarfeest van de Zaandijker Sluis was onvergetelijk. En natuurlijk waren de jaarlijkse Zaandijker Markten van Zaandijk Leeft! een groot feest om te werken. Hopelijk kan de Markt snel weer worden georganiseerd worden op de Lagedijk.
En wat zeker in mijn geheugen gegrift staat: het Rock- and Rollfeest op het Hazepad. Georganiseerd door Jan Duyvis en jouw persoon. Iedereen kon bij de kapsalon een te gekke Elvis-vetkuif krijgen en een groep oudere jongeren op een Puch maakte het plaatje compleet. En natuurlijk de rock- and rollbands. Te gekke gasten! Ik stond met mijn bar en barmeisjes klaar voor alles, en toen…. Bij het eerste optreden vielen de regendruppels en bij het derde optreden stortregende het niet te kort. En het bleef maar hozen. Het feest moest worden afgeblazen. Verkleumd zaten we later hier aan de bar.”
Wonen en werken in Zaandijk, wat heb je daarmee?
“Zaandijk is mijn leven, ik ben er geboren en ga er nooit meer weg. Tenminste niet uit vrije wil. Mijn café ligt niet voor niets aan de sluis, want alle sluizen in oudere steden en dorpen hebben een café aan de sluis. De plek waar dorpelingen elkaar ontmoeten, het een komen en gaan is, waar de verhalen loskomen en vreugde en verdriet elkaar afwisselen. En ik sta achter de toog en denk: Wat ben ik gelukkig! Proost!”